De attentieplicht vereist niet dat een partij tijdens een bestuurlijk beroep schriftelijk reageert op het verslag van de provinciale omgevingsambtenaar of om een hoorzitting vraagt.
In het arrest van 17 maart 2022 verduidelijkt de Raad voor Vergunningsbetwistingen voor het eerst de omvang van de zogenaamde attentieplicht zoals opgenomen in het nieuwe derde lid van artikel 35 DBRC-decreet.
De vergunninghouder betwistte voor de Raad het belang van de verzoekende partij bij een middel over de goede ruimtelijke ordening aangezien deze laatste zou hebben verzuimd om tijdig haar argumentatie daarover op te werpen.
De Raad volgt die argumentatie niet. Op basis van het dossier stelt hij vast dat de verzoekende partij wel degelijk kritiek over de beoordeling van de aanvraag met de goede ruimtelijke ordening had aangebracht in haar bestuurlijk beroepschrift. Er is bijgevolg geen sprake van een schending van de attentieplicht.
Dat de verzoekende partij na haar beroepschrift niet meer heeft gereageerd op het verslag van de provinciale omgevingsambtenaar en ook niet om een hoorzitting heeft gevraagd, verandert daar volgens de Raad niets aan.