In zijn conclusie van 10 september 2020 in de zaak C-336/19 Centraal Israëlitisch Consistorie van België e.a. stelt advocaat-generaal Hogan dat het Vlaams verbod op onverdoofd slachten van dieren, waaronder dieren geslacht volgens religieuze riten, in strijd is met het Unierecht. Hogan adviseert het Hof van Justitie om te oordelen dat de Vlaamse wetgeving aangaande onverdoofd slachten onwettig is. Intussen is het uitkijken of het Hof dit standpunt volgt.
Principieel verbod op onverdoofd slachten
Ook in het Europees recht geldt een principieel verbod op onverdoofd slachten. Zo bepaalt artikel 4 lid 1 van Verordening nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (Verordening) : “Dieren worden uitsluitend gedood nadat zij zijn bedwelmd volgens de methoden en de desbetreffende specifieke toepassingsvoorschriften zoals beschreven in bijlage I. De toestand van bewusteloosheid en gevoelloosheid wordt aangehouden tot bij het dier de dood is ingetreden.”
In dit verband merkt advocaat-generaal Hogan in zijn conclusie van 10 september op dat artikel 4 lid 4 van de verordening voorziet in een uitzondering op die verbodsregel. Artikel 4 lid 4 bepaalt: “Indien dieren worden geslacht volgens speciale voorschriften die vereist zijn voor religieuze riten, zijn de voorschriften van lid 1 niet van toepassing mits het slachten plaatsvindt in een slachthuis.”
Volgens advocaat-generaal Hogan moet deze uitzondering strikt worden geïnterpreteerd. In overweging 56 van zijn conclusie stelt Hogan dat de verordening weliswaar rituele slachtingen , waarbij het dier zonder voorafgaande verdoving kan worden gedood, toestaat, “maar uitsluitend om te verzekeren dat de vrijheid van godsdienst wordt geëerbiedigd , aangezien die vorm van slachting pijn, spanning of lijden van het dier niet even efficiënt kan verzachten als een slachting met voorafgaande bedwelming,…”.
Vrijheid van godsdienst en tolerante, pluralistische samenleving
Verder overweegt Hogan in zijn conclusie (overweging 57): “ Artikel 4, lid 4, van verordening nr. 1099/2009 weerspiegelt dus de wil van de Uniewetgever om de vrijheid van godsdienst te eerbiedigen, evenals het recht voor iedereen om zijn godsdienst te belijden of zijn overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in de praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften, zoals verankerd in artikel 10 van het Handvest, ondanks het vermijdbare lijden dat dieren wordt berokkend in het kader van rituele slachtingen zonder voorafgaande bedwelming.” Volgens de advocaat-generaal geeft artikel 4 lid 4 van de verordening “uitvoering aan het streven van de Unie naar een tolerante, pluralistische samenleving waarin uiteenlopende en soms tegenstrijdige standpunten en geloofsovertuigingen bestaan en met elkaar moeten worden verzoend.”
Strengere nationale regels mogen…maar uitzondering religieuze riten moet worden gerespecteerd
De advocaat-generaal besluit dat lidstaten regels mogen vaststellen die strenger zijn dan de Europese regels, maar de in de verordening verankerde uitzondering voor religieuze riten moet worden gerespecteerd. De uitgebreidere bescherming bij het doden van dieren mag aldus niet resulteren in een “volledige of nagenoeg volledige afschaffing door de lidstaten van rituele slachtingen.”
De rechters van het Hof van Justitie beraadslagen momenteel over het arrest dat op een latere datum wordt gewezen. De conclusie van de advocaat-generaal bindt het Hof niet. Wel wordt het advies van de advocaat-generaal veelal gevolgd door het Hof van Justitie.
Lees hier de conclusie van advocaat-generaal Hogan.