OmgevingConnect is een online bibliotheek van Vanden Broele

Beleidsmatig vergunnen onder voorwaarden

Beleidsmatig gewenste ontwikkelingen kunnen op grond van artikel 4.3.1., §2, 1ste lid, 2°, a) van de Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening deel uitmaken van de beoordeling van een project in de zin van de goede ruimtelijke ordening. Hierdoor kan een vergunningverlenende overheid anticiperen op enkele ruimtelijk wensen, zonder dat dit voortvloeit uit een bindend instrument. Deze beleidsmatig gewenste ontwikkelingen kunnen echter maar geldig ingeroepen worden, mits dit ‘beleid’ voldoet aan een aantal strikte voorwaarden.

 

Beleid voeren via de vergunningverlening

 

Op basis van artikel 4.3.1., §2, 1ste lid, 2°, a) van de Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening (hierna: VCRO) kunnen vergunningverlenende overheden rekening houden met “beleidsmatig gewenste ontwikkelingen”.

 

Deze mogelijkheid is geen verplichting en het staat vrij aan iedere overheid om te beslissen of zij dergelijke vergunnings- of weigeringsargumenten betrekt in haar vergunningverlening. Bovendien kan een vergunningverlenende overheid in graad van beroep beslissen om hiermee geen rekening te houden, zelfs als de vergunningverlenende overheid in graad van eerste aanleg dit wel deed. Een vergunningverlenende overheid is dan ook niet verplicht om te motiveren waarom zij geen rekening houdt met een beleidsmatig gewenste ontwikkeling.

 

Het begrip ‘beleidsmatig gewenste ontwikkeling’ heeft geen strikte betekenis. Deze ontwikkelingen kunnen niet alleen vervat zitten in ruimtelijke structuurplannen en beleidsplannen en voorlopig vastgestelde RUP’s, maar ook in allerhande bestuursdocumenten en beleidsvisies. Deze documenten hebben op zichzelf geen juridische kracht, maar kunnen via de figuur van de beleidsmatig gewenste ontwikkeling alsnog deel uitmaken van de beoordeling van een project in het licht van de goede ruimtelijke ordening.

 

Hierdoor kunnen vergunningverlenende overheden rekening houden met enkele ruimtelijke wensen, zonder dat zij deze wensen moeten opnemen in bindende (plan)instrumenten (bv. in functie van woonaanbod, klimaatopwarming, tegengaan van overlast, enz.). De stad Gent werkt zo bijvoorbeeld niet met verordenende parkeernormen, maar past steevast haar niet-bindende parkeerrichtlijnen toe als beleidsmatige gewenst ontwikkelingen.

 

Beleid mits voorwaarden

 

Het spreekt echter voor zich dat de beleidsmatig gewenste ontwikkelingen ondergeschikt zijn aan het juridische kader. Zij kunnen niet gebruikt worden om stedenbouwkundige voorschriften of decretale beoordelingselementen te passeren. Het toepassen van een beleidsmatig gewenste ontwikkeling mag dus niet verder gaan dan de loutere beoordeling van een project in functie van de goede ruimtelijke ordening, in de zin van artikel 4.3.1., §2, 1ste lid VCRO – zo niet, dan zou dit indruisen tegen het legaliteitsbeginsel.

 

Pas wanneer een beleidsmatig gewenste ontwikkeling vervat zit in een bindend instrument (waaronder een RUP, stedenbouwkundige verordening of verkavelingsvergunning), heeft een beleidsmatig gewenste ontwikkeling verordenende kracht.

 

 

De rechtspraak van de Raad voor Vergunningsbetwisting bepaalt bovendien dat een beleidsmatig gewenste ontwikkeling voldoende ruchtbaarheid moet hebben. Een ruimtelijke wens kan enkel beschouwd worden als een beleidsmatig gewenste ontwikkeling indien de vergunningverlenende overheid dit op voorhand voldoende heeft bekendgemaakt aan haar bevolking. Dit gebeurt in de praktijk via de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad, het lokale infoblad en/of via de website of nieuwsbrief van een gemeente. Die bekendmaking moet overigens gericht zijn naar het volledige publiek en niet slechts naar de vergunningsaanvrager.

 

Geen lapmiddel voor gebrekkige ruimtelijke instrumenten

 

Hoewel beleidsmatig gewenste ontwikkelingen dus een zeer nuttige toepassing kunnen hebben, is voorzichtigheid geboden. Beleidsmatig gewenste ontwikkelingen kunnen namelijk niet als een bindend instrument gebruikt worden aangezien dergelijke instrumenten (bv. een RUP of stedenbouwkundige verordening) maar rechtskracht hebben na het doorlopen van een strikte procedure, die garanties voorziet voor derden, waaronder een verplicht plan-MER, één of meerdere openbare onderzoeken en beroepsmogelijkheden. Een overheid die haar ruimtelijke wensen als een pseudo-bindende norm doordrukt in haar vergunningverlening maakt zich dan ook schuldig aan machtsoverschrijding.

Deel deze update via LinkedIn
Deel deze update via Facebook
Deel deze update via Twitter
Deel deze update via e-mail

Al onze nieuwsberichten in uw mailbox?

Schrijf u in op onze gratis nieuwsbrief en blijf op de hoogte van nieuwe regelgeving, relevante actualiteit, niet te missen opleidingen en studiedagen, ...