Met een decreet van 2023 wilde de Vlaamse Regering de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) omvormen tot een volwaardige ‘omgevingsrechtbank’. Dit betekende dat de RvVb niet enkel vergunningsbeslissingen en onteigeningsbesluiten zou behandelen, maar ook bevoegd zou worden voor ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s), stedenbouwkundige verordeningen en complexe projecten. De Raad van State zou op haar beurt deze bevoegdheden verliezen. Die ambitie werd echter teruggefloten door het Grondwettelijk Hof, dat in een arrest van 13 februari 2025 de bevoegdheidsuitbreiding vernietigde.
Het arrest
Arrest GwH nr. 22/2025 van 13 februari 2025 Rolnummers : 8173, 8174, 8175, 8178 en 8180
De RvVb als mogelijke ‘omgevingsrechtbank’
Op 14 juli 2023 keurde het Vlaams Parlement een decreet goed dat de bevoegdheid van de Raad voor Vergunningsbetwistingen aanzienlijk uitbreidde. Hierdoor kon de RvVb niet alleen uitspraken doen over vergunningsbeslissingen, maar ook over stedenbouwkundige verordeningen, RUP’s en voorkeurs- en projectbesluiten binnen complexe projecten. Tot dan toe viel die bevoegdheid bij de Raad van State.
De Vlaamse Regering wilde hiermee de rechtsgang efficiënter en sneller maken. Door alle omgevingsgerelateerde betwistingen bij één rechtscollege te concentreren, moest de rechtspraak uniformer worden en de gemiddelde doorlooptijd verkorten.
De bevoegdheidsuitbreiding trad in werking op 31 december 2024. Vanaf dan moesten beroepen tegen stedenbouwkundige verordeningen, RUP’s en complexe projecten worden ingediend bij de RvVb.
Het Grondwettelijk Hof gaat niet akkoord
De hervorming werd echter aangevochten, onder meer door het Waals Gewest. De tegenstanders argumenteerden dat het decreet de bevoegdheden van de federale wetgever schond en onterecht ingreep in de exclusieve bevoegdheid van de Raad van State. De Vlaamse decreetgever had volgens hen geen juridische basis om de Raad van State bevoegdheden te ontnemen en deze door te schuiven naar de RvVb.
Het Grondwettelijk Hof volgde deze redenering en vernietigde op 13 februari 2025 de bevoegdheidsuitbreiding. Volgens het Hof heeft de Raad van State een exclusieve bevoegdheid om verordenende administratieve rechtshandelingen te toetsen en te vernietigen. Die bevoegdheid kan enkel door de federale wetgever worden gewijzigd.
Daarnaast oordeelde het Hof dat de Vlaamse Regering niet voldoende had aangetoond dat de hervorming noodzakelijk was om vergunningsprocedures te versnellen. Het argument dat de RvVb sneller zou werken dan de Raad van State was volgens het Hof niet voldoende om in te grijpen in de federale bevoegdheidsverdeling. Bovendien blijven cassatieberoepen tegen beslissingen van de RvVb mogelijk bij de Raad van State, wat de beloofde efficiëntiewinst teniet zou doen.
Nieuwe termijn voor beroepsindieners
De vernietiging van de bevoegdheidsuitbreiding heeft een directe impact op lopende procedures. De bevoegdheden die tijdelijk bij de RvVb lagen, keren nu volledig terug naar de Raad van State. Dit betekent dat beroepen tegen stedenbouwkundige verordeningen, RUP’s en complexe projecten opnieuw via de Raad van State moeten verlopen.
Maar wat met beroepen die tussen 31 december 2024 en het arrest van 13 februari 2025 al bij de RvVb werden ingediend? Het Grondwettelijk Hof erkent deze juridische impasse en voorziet een overgangsregeling. Verzoekers krijgen opnieuw 60 dagen de tijd om hun beroep in te dienen bij de juiste instantie. Dit betekent dat indieners hun dossier opnieuw moeten indienen bij de Raad van State, ook al hadden ze eerder beroep aangetekend bij de RvVb.
Brengt dit nu rechts(on)zekerheid?
De verwachte versnelling van beroepsprocedures wordt niet doorgevoerd, wat de rechtszekerheid niet ten goede komt. De gemiddelde doorlooptijd bij de RvVb bedraagt ongeveer 12 maanden, terwijl een procedure bij de Raad van State gemiddeld 26 maanden in beslag neemt. Dit betekent langere wachttijden en meer onzekerheid voor vergunningsaanvragers, vooral bij complexe projecten.
Daarnaast blijft de versnippering van de omgevingsrechtspraak bestaan. De RvVb blijft bevoegd voor individuele vergunningsbetwistingen, terwijl de Raad van State opnieuw exclusief bevoegd is voor alle verordenende besluiten zoals RUP’s. Hierdoor blijven bedrijven en initiatiefnemers met verschillende procedures en juridische onzekerheden geconfronteerd.
Met dit arrest verliest de Vlaamse Regering een belangrijk instrument om werk te maken van vlottere vergunningsprocedures. De beoogde hervorming om een meer uniforme en snellere omgevingsrechtspraak te creëren, is voorlopig van de baan.