Het bleef wat onder de radar, maar eerder dit jaar bracht het Vlaams Parlement enkele wijzigingen aan de VCRO aan. Heel opvallend is dat er een nieuwe decretale vergunningsvereiste is toegevoegd, namelijk de vraag of een project beroep kan doen op een aansluiting op de riolering of een waterzuiveringsinstallatie. Hierdoor geldt er voortaan een soort ‘rioleringstoets’ bij alle projecten die huishoudelijk afvalwater zullen lozen. De nieuwe ‘rioleringstoets’ zal van toepassing zijn op alle nieuwe omgevingsvergunningsaanvraag die na 31 december 2024 worden ingediend.
De residentiële waterzuivering
De Vlaamse decreetgever wil verder werk maken van een betere waterkwaliteit. Één van de prioriteiten hierbij is inzetten op meer en betere zuivering van het huishoudelijk afvalwater. Met een nieuw decreet “tot wijziging van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018” wil men inzetten op het aanpakken van de waterkwaliteit aan de bron van het afvalwater.
Het Vlaams Parlement keurde dit decreet goed op 24 april 2024 en is inmiddels bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Hoewel dit decreet een heel resem aanpassingen omvat, wordt ook de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening uitgebreid met het gloednieuwe artikel 4.3.9. Die wijziging legt bijkomende voorwaarden over de aansluiting van te bouwen of te herbouwen gebouwen op het openbaar rioleringsnet of een waterzuiveringsinstallaties. Zo zal of aansluiting noodzakelijk zijn op openbare waterzuiveringsinfrastructuur of, bij gebrek daaraan, een individuele zuivering of een kleinschalige private (groeps)waterzuivering. Dit moet leiden tot een betere kwaliteit van huishoudelijk afvalwater.
Een nieuw decretaal beoordelingselement
Als we het gloednieuwe artikel 4.3.9 VCRO in detail bekijken, zien we dat de nieuwe ‘rioleringstoets’ geldt voor het bouwen of herbouwen van een gebouw dat huishoudelijk afvalwater loost (zoals bv. ééngezins- of meergezinswoningen). VLAREM II maakt een uitdrukkelijk onderscheid tussen huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater. Huishoudelijk afvalwater is afvalwater dat enkel bestaat uit water afkomstig van onder meer normale huishoudelijke activiteiten, sanitaire installaties, keukens, de reiniging van gebouwen en wassalons waar de toestellen enkel door de klanten zelf worden bediend.
De precieze verplichtingen zijn verder afhankelijk van waar het project is gelegen. Er wordt een onderscheid gemaakt naargelang het project ligt binnen (1) collectief te optimaliseren buitengebied, (2) individueel te optimaliseren buitengebied en (3) een zoneringsplan. Deze begrippen zijn telkens overgenomen uit VLAREM II.
De verplichtingen van de ‘rioleringstoets’ zijn op zichzelf enkel van toepassing op projecten die huishoudelijk afvalwater lozen in een gebied dat valt in het individueel te optimaliseren buitengebied of buiten de gebieden voorzien op het zoneringsplan. In zo’n geval moet het huishoudelijk afvalwater ofwel terechtkomen in een openbare riolering (die op zichzelf uitgeeft op een waterzuiveringsinstallatie), ofwel in een individuele of collectieve installatie die is voorzien met een omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden. Als dit niet het geval is, kan de vergunning enkel worden verleend als de aanvrager zelf instaat voor de aanleg van een individuele of collectieve waterzuiveringsinstallatie.
Als het project valt in collectief nog te optimaliseren buitengebied, gelden vrijwel dezelfde voorwaarde. Aanvullend is het mogelijk dat de rioolbeheerder bevestigt dat de aanbesteding van een riolering (die is aangesloten op een openbare waterzuiveringsinstallatie) binnen de zes jaar gepland is. In zo’n gebieden is het ook mogelijk om de individuele of collectieve waterzuiveringsinstallatie te vervangen door een septische put en het afvalwater hierop aan te sluiten. Die laatste mogelijkheid geldt wel enkel als er sprake is van maximaal negen wooneenheden.
Ook voor verkavelingsvergunningen
De nieuwe ‘rioleringstoets’ en artikel 4.3.9 VCRO is niet alleen van toepassing op vergunningsaanvragen voor het bouwen of herbouwen van projecten die huishoudelijk afvalwater lozen, maar ook op verkavelingsvergunningen. Bij verkavelingsvergunningsaanvragen wordt geen onderverdeling gemaakt naargelang het gebied waarin het project is gelegen, in tegenstelling tot gewone omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen.
Zo’n verkavelingsvergunning is enkel mogelijk als de nieuwe loten kunnen aansluiten op een openbare riolering of als de rioolbeheerder bevestigt dat een aanbesteding voor die riolering binnen de zes jaar gepland is.
Als dat niet het geval is, moet de aanvrager ofwel zelf de collectieve of individuele waterzuiveringsinstallatie(s) aanleggen, ofwel moet de vergunningverlenende overheid een last opleggen die verzekert dat er zo’n waterzuiveringsinstallatie(s) worden aangelegd. In het geval de verkaveling maximaal één bijkomende bouwkavel heeft, kan ook de aanleg van een septische put volstaan.
Bijkomende verplichting voor initiatiefnemers
De nieuwe ‘rioleringstoets’ zal van toepassing zijn op alle nieuwe omgevings-vergunningsaanvraag die na 31 december 2024 worden ingediend. Aanvragers van projecten die huishoudelijk afvalwater lozen, anticiperen dus best al op deze nieuwe verplichtingen. Aangezien die ‘rioleringstoets’ een decretaal beoordelingselement uitmaakt, kan dit een omgevingsvergunningsaanvraag in de weg staan. Als het project hieraan niet voldoet, is een weigering in principe noodzakelijk.
Bovendien is het nieuwe artikel 4.3.9 VCRO vrij technisch opgesteld. Het is dus goed om op voorhand na te gaan in welk soort gebied het project ligt (bv. in een collectief te optimaliseren buitengebied) en welke verplichtingen precies van toepassing zijn. De ‘rioleringstoets’ leidt op die manier tot bijkomende administratieve verplichtingen, zowel voor initiatiefnemers als vergunningsaanvragers.