Lokale besturen worden frequent geconfronteerd met meldingen voor stedenbouwkundige handelingen of ingedeelde inrichtingen en activiteiten van de 3e klasse. En hoewel het aan het college van burgemeester en schepenen toekomt om akte te nemen van de melding, heeft het college hierbij een beperkte beoordelingsbevoegdheid. Het kan de meldingsplichtige handelingen of activiteiten niet weigeren en moet zich hierbij beperken tot het opleggen van voorwaarden. En gaat het college hierin te ver, dan kan het teruggefloten worden door de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Zoveel blijkt ook uit een recent arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (met nummer RvVb-A-2223-0271).
Meldingsplichtige handelingen of activiteiten
Zowel voor vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen als voor ingedeelde inrichtingen en activiteiten kan er sprake zijn van een meldingsplicht. Bij zo’n meldingsplicht moet de initiatiefnemer geen volwaardige omgevingsvergunning aanvragen maar kan zij volstaan met een loutere melding. Het college van burgemeester en schepenen is in beginsel bevoegd voor de aktename van meldingsplichtige handelingen en de meldingsplichtige exploitatie of de weigering ervan.
Die principiële bevoegdheid geldt niet als de melding gepaard gaat met vergunningsplichtige handelingen of activiteiten en hiermee onlosmakelijk is verboden. In dat geval moeten de melding opgenomen worden in de omgevingsvergunningsaanvraag voor de vergunningsplichtige handelingen of activiteiten en wordt de aanvraag ingediend bij de normale bevoegde vergunningverlenende overheid.
Beperkte beoordelingsbevoegdheid
Eens het college van burgemeester en schepenen een melding ontvangt, moet zij beoordelen of de gemelde handelingen of exploitatie inderdaad ‘enkel’ meldingsplichtig zijn en/of niet zijn verboden op grond van artikel 5.4.3., §3 van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid (hierna: DABM ) of artikel 4.2.2, § 1, en artikel 4.2.4 van de VCRO. Op vlak van een meldingsplichtige exploitatie, kan het college van burgemeester en schepenen dus enkel controleren of het project geen onaanvaardbare risico’s inhoudt voor de bescherming van de mens en het milieu. Wat de meldingsplichtige stedenbouwkundige handelingen betreft, kan zij slechts nagaan of de handelingen inderdaad louter meldingsplichtig zijn en geen voorafgaande omgevingsvergunning vragen. Als het project of de exploitatie voldoet aan deze criteria, is het college van burgemeester en schepenen ertoe gehouden om akte te nemen van de melding en de meldingsakte te verlenen.
Deze beoordelingsbevoegdheid is dus zeer beperkt. Los van de aspecten, kan het college van burgemeester zich dus niet inlaten met de opportuniteit of ruimtelijke of milieuhygiënische inpasbaarheid van een project of exploitatie. De enige optie waarover het college van burgemeester en schepenen beschikt is het opleggen van voorwaarden in de meldingsakte, met inbegrip van bijzonder milieuvoorwaarden. Maar ook op dit punt moet het college van burgemeester en schepenen zich beperken tot voorwaarden die het project of de exploitatie niet onevenredig beperken of verbieden. Bovendien kunnen bijzonder milieuvoorwaarden geen emissiegrenswaarden bevatten en niet afwijken van de beste beschikbare technieken.
Het komt weliswaar voor dat een college van burgemeester en schepenen het project of de exploitatie liever kwijt dan rijk is. Het is niet ongezien dat een melding het beleid van het college van burgemeester en schepenen kan doorkruisen of dat zij ernstige twijfels heeft bij de impact ervan op de omgeving en eventuele omwonenden. Echter heeft het college van burgemeester en schepenen bij zo’n scenario weinig tot geen mogelijkheden om de melding te weigeren. Want indien het college van burgemeester en schepenen toch tracht om de melding af te wijzen of onevenredig zware voorwaarden op te leggen, gaat zij haar beperkte beoordelingsbevoegdheid te buiten.
Onwillig college van burgemeester en schepenen wordt teruggefloten
In een arrest van 24 november 2022 stelt de Raad deze beperkte beoordelingsbevoegdheid van het college van burgemeester en schepenen als akte-nemende overheid opnieuw scherp en benadrukt zij dat de vrijheid van een akte-nemend college van burgemeester en schepenen vrijwel onbestaande is. De Raad oordeelt onomwonden dat een college van burgemeester en schepenen verplicht is om akte nemen van de melding indien blijkt dat de handelingen of exploitatie meldingsplichtig en niet verboden zijn. Een aktename kan dus niet geweigerd worden vanwege het gevreesde ‘hinderlijk karakter’ van de stedenbouwkundige handelingen of de inrichting.
Een aktename van een melding verschilt immers van een beoordeling van een vergunningsaanvraag en heeft een fundamenteel verschillend oogmerk. Want wat vergunningsplichtige stedenbouwkundige handelingen betreft, kan de verplichte beoordeling van de relevante hinderaspecten in het kader van de verenigbaarheid van de aanvraag met de goede ruimtelijke ordening wel aanleiding geven tot een weigering van de vergunning. Dit is dus niet het geval is bij meldingsplichtige stedenbouwkundige handelingen; de toets van het project aan een goede ruimtelijke ordening is niet aan de orde.
En bij een melding over een exploitatie kan het college van burgemeester en schepenen de exploitatie slechts toetsen aan artikel 5.4.3, §3 DABM, meer bepaald moet het college van burgemeester en schepenen de gemelde exploitatie toetsen aan de (algemene en sectorale) milieuvoorwaarden die normen vastleggen over de toelaatbaarheid van de inrichting. Indien zij niet akkoord gaat met de gemelde exploitatie, kan zij hierbij louter bijzondere milieuvoorwaarden opleggen om de gevreesde overlast te minimaliseren.
Gedweeë houding van het college van burgemeester en schepenen
De Raad voor Vergunningsbetwistingen benadrukt met haar arrest van 24 november 2022 dus dat een college van burgemeester en schepenen zich in principe gedwee moet schikken naar de melding, tenzij zij vaststelt dat het project of de exploitatie toch vergunningsplichtig zouden zijn of indien blijkt dat de exploitatie indruist tegen de algemene of sectorale voorwaarden. Hoogstens kan het college van burgemeester en schepenen dus vergunningsvoorwaarden opleggen.
In tegenstelling tot bij een omgevingsvergunning, heeft een college van burgemeester en schepenen bij de aktename van een melding dus een minder grote beoordelingsvrijheid.